Op 8 maart informeert B. van ’t Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat, de Kamer over voortgang met het RES-proces.
De minister benoemt 3 aandachtspunten:
- Het optimaliseren van de voorlopige keuzes: denk aan de afweging tussen regionaal draagvlak (met een voorkeur voor kleinschaligheid en zon boven wind) en de nationale kosten die volgen uit die keuze (via de SDE++ en de nettarieven);
- Participatie en draagvlak: deze moesten in oktober in veel regio’s nog vorm krijgen en worden in de huidige concretiseringsfase spannende issues. Gaat het regionaal lukken tot een gedragen en realiseerbaar RES-proces te komen?
- Ruimtelijke inpassing: de uitkomsten van de RES’en moeten integraal afgewogen worden met andere opgaven en belangen en gemaakte keuzes moeten vervolgens geborgd worden in de instrumenten van de Omgevingswet met het oog op een tijdige vergunningverlening en realisatie van projecten en bijbehorende infrastructuur.
Lees hier de Kamerbrief.
Veel aspecten gaan over het goed afstemmen met de mensen die het raakt. Participatie wordt als een manier gezien om bezwaren (deels) weg te nemen en pijn verzachten.
Dat het stroomnet voldoende tijdig op orde wordt gebracht om windmolens en zonnevelden überhaupt te laten functioneren wordt wederom gesignaleerd. Hoe dit wordt opgelost blijft vaag.
De uitgesproken voorkeur ‘kleinschaligheid van zon’, punt 1, sluit aan op onze inzet om eerst daken van grootverbruikers optimaal te gaan benutten alvorens je met grootschalige zonnevelden en/of windmolens aan de slag gaat.